Uit den ouden Doosch: Mart Spreekt

Laatst was ik (Mats) bezig om de data van de Redâkkie te backuppen op de nextcloud (anders wordt de Geeki boos) en kwam ik een aantal pareltjes van artikelen tegen. Sommige in de huidige tijdsgeest ridicuul, sommige verrassend relevant. Oordeel zelf waar onderstaand artikel van september 2013 onder valt.


Mart Spreekt

Een strijd van godsdienstoorlogen

In een discussie die ik onlangs voerde, werd er een zoektocht gemaakt naar de godsdienstoorlogen
die we in onze geschiedenis als mensheid hebben gevoerd. De kruistochten, in veler ogen toch wel het clichévoorbeeld van een godsdienstoorlog, was in feite niet een oorlog om het geloof, maar meer een oorlog om extra macht voor de toenmalige paus te genereren. De 11 september-Jihad was zo ook niet een godsdienstoorlog, maar een aanval van een onderdrukte regio in de wereld tegen Verenigde Staten van Amerika, een land dat logischerwijs als grote onderdrukker wordt gezien.


Het dichtst in de buurt komen nog de Kashmir-oorlogen, de strijd van Islamitisch Pakistan en Hindoestaans India voor de regio Kashmir, waar zowel Hindoestanen als Moslims wonen. Maar ook dit zijn duidelijke valse religieuze redenen over een oorlog die louter gaat over de uitbreiding van politieke macht.


Dat brengt mij tot de kernvraag van mijn verhaal. Op het moment dat je een godsdienstoorlog zou initiëren die daadwerkelijk een godsdienstoorlog is, die daadwerkelijk vanuit een leer goedkeurt om bepaalde mensen te vermoorden, zou je dat dan ethisch kunnen zeggen dat dit gerechtvaardigd is? Is de strijd van mensen voor een betere samenleving niet altijd gerechtvaardigd? Als je als mens op de wereld komt, zouden er dan mensen je tegen moeten houden in jouw strijd voor datgene dat goed en rechtvaardig is? Als dat het geval is, wie heeft dan het recht om tegen een individu te zeggen dat hij zijn strijd moet staken? Dit is uiteraard redelijk theoretisch geneuzel. Elke grote wereldgodsdienst heeft een vredelievendheid in zijn leer, elke uiting van geweld vanuit religieuze redenen, druist in tegen de leer van zo’n godsdienst zelf, zelfs het Pastafarisme, het geloof in het vliegende spaghettimonster, pleit voor naastenliefde en een algemeen leven in vrede. Desalniettemin denk ik dat het goed is om ons af te vragen in hoeverre je mag strijden voor je geloof.

In ons eigen artikel twee staat ook de strijd tegen maatschappelijk onrecht en voor een betere samenleving genoemd. Zou je uit zo’n overtuiging mogen moorden? Als je al niet mag strijden voor datgene waar je in gelooft, hoe kun je dan ooit de wereld beter maken in de stappen van het ideaal waar je inzit. De vraag is waar je de grens legt en waar je die grens op baseert. Jeremy Bentham, bekend van het Utilisme, vertelt ons dat we zo moeten handelen, dat we het grootste geluk bij de meeste mensen teweeg brengen. Een moord die niet alleen voor jouw (religieuze) ethiek een goede zaak is, maar ook voor het gros van de betrokken mensen, zou daarmee geoorloofd zijn.

Immanuel Kant leert ons zijn categorische imperatief, wat erop neerkomt dat je zo moet handelen dat je zou willen dat het een algemene regel was. Als je via deze categorische imperatief een moord pleegt, accepteer je daarmee automatisch dat jij zelf ook vermoord kan worden uit een (religieus) ethische overtuiging. Dat dit een wensbare wereld is klinkt heel contra-intuïtief in onze huidige individualistische samenleving. Maar ik stel jullie de vraag: zou je niet willen sterven voor het goede van de samenleving? Ik zal het anders verwoorden: hoe egoïstisch ben je als je weigert te sterven voor het goede van de samenleving? 


Zelf iets geschreven? Stuur het naar redakkie@koornbeurs.nl!